De staat Guatemala van 1848 tot 1944

Tijdens deze honderd jaar geschiedenis “bestuurde” vanuit de hoofdstad een kleine kliek
blanken, creolen, liberaal of conservatief, het land in elkaar opvolgende staatsgrepen. De
economie steunde op de grootgrondbezitters, die op hun onmetelijke grondgebieden, die ze
van de inheemsen hadden afgepakt, gewassen teelden: indigo (een plant, waaruit een blauwe
verfstof werd getrokken), katoen, koffie, bananen. Het werk gebeurde door de inheemse
bevolking, die van haar gronden was verdreven, maar met behulp van het leger of gewapende
huurlingen, die de grondgrondbezitters in dienst namen, gedwongen werd in mensonwaardige
omstandigheden en voor een minimaal loon gedurende een aantal maanden van het jaar in die
plantages te werken. Naar het einde van de negentiende eeuw komen de multinationals uit de
V.S. opzetten, die deze praktijken zonder veel scrupules overnamen.
Een episode in de verdere “kolonisering” van het land door blanken uit Europa: het avontuur
van de groep Belgen, die in 1843 naar Guatemala trokken om er in de baai van Santo-Tomas
de Castilla een kolonie te stichten.
“In de jaren 1843-’44 werden enkele honderden landgenoten met schepen naar
Guatemala gebracht om er in de baai van Santo-Tomas de Castilla een overzeese
kolonie te stichten.
De omgeving van Santo-Tomas was grotendeels een uitgestrekt en onbetreden
oerwoud met langs de kust vlakke en open delen. Een oerwoud dat het decor zou
kunnen vormen voor schilderachtige en tegelijk spannende verhalen of legenden.
Het spreidde zich genoeglijk uit rondom de toenmalige Belgische site en bracht er
inderdaad een aantal geheimen en vertellingen aan, nog in de hand gewerkt door de
aanwezigheid van indianen. Met hun gebruiken en bezwerende rituelen, natuurlijke
geneeswijzen en totaal andere voedingsgewoonten verleenden zij aan de regio ook
een wat mysterieus karakter.
De prognoses omtrent de overlevingskansen van de door Leopold I vurig gewenste
kolonie waren toentertijd sterk uiteenlopend van aard. Sommigen keken reikhalzend
uit naar de ontmoeting met het nieuwe land van melk en honing en de kennismaking
met de indianencultuur, anderen manifesteerden zich eerder als onheilsprofeten.
Onderzoekers en expeditieleden beschreven en verdedigden hun vaak sterk van
elkaar verschillende indrukken en waardeschalen en deinsden er niet voor terug ze
te mengen met overdrijvingen of verdichtingen.
Hoe dan ook, de kolonie zal van korte duur blijken. Na enkele jaren kwam het
immers duidelijk naar voren dat de financiële middelen steeds ontoereikend waren
geweest. Bovendien hadden gedurende de eerste twee jaren de tropische ziekten
lelijk huisgehouden onder de bevolking van de nederzetting.
Voor heel wat Vlamingen, vooral uit de dorpen rond Aalst, Ninove, Zottegem en
Oudenaarde bleek het schitterende decor van Santo-Tomas een vreselijke
nachtmerrie.
Een aantal mensen keerde terug naar huis, enkelen bleven elders in Guatemala en
andere Midden-Amerikaanse landen. Ze vestigden zich daar en integreerden zich in
de lokale samenleving.
Pas in 1854 werd de Belgische kolonie van Santo-Tomas officieel en definitief
opgedoekt en werden de geschreven bronnen opgeborgen in de archiefkasten.
Ter plaatse resten nog de grafstenen als stille getuigen …”
Uit ‘Een kortstondige kolonie’ van Stefan van den Bossche
Lannoo, Tielt, 1997
Over de rol van de opkomende multinationals, de geschiedenis van de United Fruit Company,
in Centraal Amerika.
Het verhaal begint in 1871 met de bouw van een spoorweg in Costa Rica, door een man uit
Brooklyn, Minor Keith. Aan beide zijden van de spoorweg legde Keith op stukken vrij land
bananenplantages aan, waarvan de bananen werden vervoerd en verscheept naar NoordAmerika
en Europa. Tien jaar later was Keith eigenaar van drie bananenfirma’s. In 1899
richtte hij samen met twee kompanen de Boston Fruit Company en de United Fruit Company
(UFCO) op. En twee jaar later kreeg de UFCO van de Guatemalteekse dictator, Manuel
Estrada Cabrera, het alleenrecht voor het postverkeer tussen Guatemala en de V.S. Eenmaal
binnen in Guatemala was voor Keith het hek van de dam: hij vormde de Guatemalan Railroad
Company, en bouwde de spoorlijn Guatemala Stad-Puerto Barrios (aan de Atlantische
Oceaan). Hij kocht voor een prijsje land aan de spoorweg in Puerto Barrios en begon ook daar
bananen te telen. Sindsdien was de UFCO baas in Guatemala baas over zo goed als alle
transport en communicatie. Ze genoot van vrijheid van belastingen en van de
onvoorwaardelijke steun van alle rechtse dictators, die elkaar opvolgden in het land. Dank zij
haar hebben talloze mensen genoten van koffie, bananen en andere ‘exotische’ producten.
Maar eveneens dank zij haar hebben talloze mensen, zowel arbeiders als prominente burgers,
die tegen de politiek van de UFCO opkwamen, het leven erbij ingeschoten.